De fotoshop
“Hallootjes” zei een hoog stemmetje. “Ik wilde jullie niet laten schrikken. Het leek me leuk om wat foto’s van jullie te maken. Het lijkt erop dat jullie op reis zijn. Dan maak je vaak foto’s.” Nu ze langzaam weer wat beter konden zien, bleek de schaduw van een klein konijntje te zijn. Het knaagdier had een roze vacht met lappen erop vastgemaakt. Haar oren stonden wat ver uit elkaar. Ze had slechts één tand en bovendien een hazenlip.
“Mijn naam is Stoffel” zei het konijn. “Als jullie meekomen naar mijn winkeltje, zal ik jullie de foto’s laten zien. Het is dichtbij.” Stoffel liet het genootschap geen keuze en nam ze mee naar een openplek in het bos. Daar stond zijn winkeltje. Victoria keek haar ogen uit! Langs het kleine houten hutje hingen linten waaraan prachtige foto’s waren opgehangen. Ze keek hoe plaatjes van de grote puddingheuvels zich afwisselden voor kraakheldere selfies van trollen en andere wezens. Op de meest indrukwekkende kiekjes stond een roze konijn met een beeldschone snoet in allerlei ongemakkelijke poses. “Dit is mijn fotoshop” zij Stoffel. “Kom binnen.”
De hut was verrassend groot van binnen. Er stond een kleine tafel met laptop. Maar wat Wurmpje vooral verwonderde waren vier donkere openingen in de muur. Er hingen bordjes boven die hij slecht kon lezen. Stoffel zag hem kijken. “Ik heb tunnels gegraven. Op die manier ben ik snel op locatie als er iets gebeurt waarvan ik een foto wil maken. Ze gaan naar de puddingberg, de rivier, de vallei en het fort.”
Serieus? Wurmpje keek vol ongeloof naar gezicht van het konijn. “Had dat even eerder gezegd JanHaas van der Wal. Wij zijn onderweg naar het fort. Met spoed zelfs!” Stoffel pakte een prachtige foto die ze eerder van het drietal had genomen. “Ga dan snel en neem deze mee als aandenken. De meest rechter tunnel lijdt naar het fort. Gebruik de flitser van mijn camera om het gangenstelsel te verlichten.”
Daar gingen ze. Het donkere gangenstelsel in. Wormpje bedankte Stoffel nog voordat het zwart werd voor hun ogen. De verlichting van de camera liet een vakkundig gegraven tunnel zien. Op de plek waar ze onder de rivier doorkropen waren de wanden verstevigd met houten palen. Er droop wat water naar beneden en het was er modderig. Hier stopte de tunnel. Victoria scheen met het licht, maar zag geen uitweg. “Het loopt hier dood” zei Wormpje. “Stoffel moet vast een soort geheime deur gemaakt hebben” gaf Wurmpje aan. “Anders heeft die hele tunnel geen zin.”
Uit boosheid sloeg hij tegen de muur. Bons! Snel haalde hij opnieuw uit. Bons! De derde keer dat hij zijn frustratie uitte raakte Wurmpje iets hards. Tok! “Daar moet de uitgang zijn” zei Victoria blij. Ze duwde tegen de muur waar Wurmpje zojuist had geslagen. “Help me even.” De vrienden namen een aanloop en beukte de verborgen deur open. Het gezelschap was aan de overkant van de rivier. Naast hun zagen ze het fort. Ze waren weer terug in het territorium van de trollen. Gelukkig hadden ze kunnen afsnijden. “Kijk” zei Wormpje. “De bewakers zijn nog niet teruggekeerd”.
De snurkende slaapster
Zo geruisloos mogelijk slopen de avonturiers het fort binnen. Er brandde nog wat vuur. Overal stonden spiegels waarin de trollen zichzelf konden opmaken en bekijken. Ze kropen langzaam richting het grootste verblijf. “Daar moet de baas van het trollenleger wonen” zei Wurmpje. “Laten we kijken of we iets kunnen vinden”. Bij de ingang van het verblijf stopte ze even. Een zagend geluid deed Wormpje vermoeden dat er iemand binnen was. Voorzichtig stak hij zijn hoofd door de deuropening.
Daar lag een trollenprinses. Ze was in diepe slaap. Sterker nog. De trollenprinses was enorm aan het snurken. Haar grote snuit bewoog op en neer. De kroon stond nog steeds op haar kruin. Ze droeg een pyjama met allerlei frutsels en franje. Tussen haar harige handen hield ze een knuffel stevig vast. Het was een schattige pop die door de prinses was opgemaakt. Voor het slapen had de prinses haar eigen opmaak afgedaan. Ze lag ondanks haar luide gesnurk in diepe slaap gezonken.
“Waar zouden die trollen de gouden slip verstopt hebben?” vroeg Victoria haarzelf hardop af. De avonturiers keken het verblijf rond, maar zagen geen goede verstopplek. Ze besloten verder naar binnen te sluipen. In zijn ijver het 24 karaats ondergoed te vinden, stootte Wormpje tegen één van de spiegels. De spiegel verschoof en weerkaatste plotseling het licht van een glimmend voorwerp. Het lag tussen de armen geklemd van de trollenprinses. “De pop draagt de gouden slip!” riep hij luid. “Is dat de gouden slip?” zei Wurmpje. “Ik had hem wel een paar maten groter verwacht”. Victoria keek hem strak aan.
“Koning Calvin is misschien niet zo groot van stuk, hij is wel een gerespecteerd leider. Laten we die slip pakken en maken dat we wegkomen.” Victoria had de woorden nog niet uitgesproken of een grote kreun drumde op de trommelvliezen van het genootschap. De trollenprinses rekte haarzelf uit en keek verbaasd naar het drietal.
“Wachters!” schreeuwde de prinses. “Wachters!” De bewakers waren nog niet teruggekeerd… De prinses – die nu ze was opgestaan reusachtig leek te zijn – dreef de helden in een hoek. “Hier zullen jullie voor boeten. Niemand betreed ongestraft het fort van het trollenleger.” Wormpje verstijfde. Victoria’s knieën knikten. Wurmpje had een plan. Hij pakte de camera van Stoffel en begon foto’s te maken van de prinses. “Dat ziet er niet zo fraai uit snurkende slaapster” zei hij plagend. “Wat moeten alle wezens denken als ze jou zien met je blotebillengezicht?”
De prinses barstte direct in tranen uit. “Niemand mag me zien zonder make-up” zei ze snikkend. “Als jullie de foto’s geheim houden, geef ik de gouden slip direct terug.” De edele trol pakte haar pop en gaf Victoria de buitgemaakte boxer. “Afgesproken” zei Victoria, die verguld was de onderbroek in haar handen te hebben. “De koning zal erg blij zijn en ons rijkelijk belonen.” Zelfverzekerd en voldaan liepen de helden naar buiten. Ze hadden het geflikt.
“Je ogen staan te ver uit elkaar” werd Victoria plotseling verweten. “Je ruikt naar oude kaas” kreeg Wurmpje voor zijn kiezen. Het trollenleger was teruggekeerd. In grote getalen. Ze waren volledig omsingeld door de paarse schepsels die continu lelijke woorden spraken. Het was uitzichtloos. Niets leek de avonturiers nog te kunnen redden.
Het koninklijke remspoor
Victoria keek op. Ze kneep met haar ogen om beter te kunnen zien. In rap tempo kwam al slingerend en stuiterend iets in de richting van het fort. Ze herkende het geluid van de trappelende hoeven. Het was de koninklijke koets. In het rijtuig zat Bjorn. Het kikkerwezen was bijgekomen en het trollenleger gevolgd naar hun schuilplaats.
Waar zit de rem? riep hij in paniek. Nog steeds kwam de koets op volle snelheid richting het leger. Met een zwiep aan de teugels wist Bjorn de koets langs zijn vrienden te sturen. Het trollenleger dat hen omsingelde werd omvergekegeld. Eén voor één vlogen de pestkoppen door de lucht. Sommige bellande in bomen en struiken of zelfs over de muren van het fort.
“Bjorn mijn held” zie Victoria en ze gaf hem een kus op zijn wang. Nu ze herenigd waren en de gouden slip hadden heroverd, kregen de paarden een laatste aanmoediging in galop te gaan. Toen het viertal door het heuvelachtige en kleurrijke landschap scheerde, zagen ze op één van de heuvels Stoffel staan. Het vriendelijke konijn bracht een laatste groet en er werd enthousiast teruggezwaaid.
Na een nacht rijden opende Wurmpje zijn ogen. Ze reden langzaam over een drassige weg langs de oevers van een moeras. Langs de weg stonden houten huisjes op palen in het donkere water. Sommige huizen hadden meerdere verdiepingen, maar de meeste waren klein. Langs de palen groeide vanuit het water wortels en takken omhoog. Het gaf de huizen een groene deken van bladeren. Overal liepen kikkerwezens in hun onderbroek.
Pats! De koets reedt over één van de wortels die over de weg was gegroeid. In een moment van onoplettendheid liet Wurmpje de gouden slip uit z’n handen schieten. Victoria probeerde de koets te stoppen, maar kon niet verhelpen dat een wiel over het ondergoed reedt. Ze pakte de in modder gemarineerde broek en zag dat het wiel een bruine streep had achtergelaten. Een koninklijk remspoor grapte Bjorn.
Gelukkig kon Koning Calvin er om lachen. Het oude schepsel was inderdaad erg klein. Zijn haren zaten warrig en hij had een grijs baardje. Zijn stem was rafelig toen hij Wurmpje en Wormpje bedankte. “Hierbij kroon ik jullie tot ridders van het onderbroekengenootschap. Wij zijn jullie helpen wanneer dat nodig is. Ga nu terug naar huis en rust uit.”
Daar zaten ze weer. In de achtertuin van boer Nelis in hun holletje. Het was stil in huis. “Zullen we anders bij de koeien kijken?” vroeg Wormpje. Zijn vriend keek naar de openhaard. Daar stond de foto van de trollenprinses. Hij knipperde met z’n ogen en richtte zijn blik op Wormpje. “Laten we naar de koeien kijken” zie hij. Een glimlach verscheen op z’n gezicht. “En daarna naar de vijver.”